woensdag 14 mei 2008

“Hello Salaminga”

Griet De Meyer ging 4 maanden naar Ghana voor ontwikkelingshulp

Ontwikkelingshulp de kans van je leven? Voor Griet De Meyer, afgestudeerd in Rechten, was dat zeker het geval. In september is ze naar Ghana vetrokken als vrijwilligster. 4 maanden heeft ze het dagelijkse leven van de Ghanezen van dichtbij gevolgd. Naast de projecten van CID Ghana, Co-operation for integrated Development, heeft ze zelf nog enkele projecten opgestart.

Griet De Meyer: Voordat we naar Ghana vertrokken, hebben we geld meegekregen om in duurzame projecten te investeren. Ze gaven het liever aan iemand persoonlijk dan aan een organisatie. Met dat geld hebben we verschillende projecten in het weeshuis opgestart. Zo hebben de weeskinderen allemaal een nieuw uniform en dagelijkse kleren gekregen. Verder hebben we een waterpomp gesponsord. De weeskinderen moesten daarvoor altijd water uit een put gaan halen. Dat is gevaarlijk want de kinderen kunnen erin vallen. Bovendien was het water niet afgedekt en kon het dus makkelijk vervuild worden. Voor de community van het weeshuis hebben we het parelhoenproject opgestart. Hierdoor kunnen de mensen eieren verkopen op de markt, waardoor de community een eigen inkomen kan genereren. Daarnaast zijn we nog met de direct assembly gaan praten zodat de lang beloofde afvalcontainer effectief bij de community geplaatst zou worden. Daarbij moeten de inwoners hun afval niet meer in het veld gooien.

Aminatou: Aan welk project van de organisatie heb je daar meegewerkt?

Griet De Meyer: De organisatie zoekt altijd iets in je eigen domein. Aangezien ik Rechten heb gestudeerd, zou ik meewerken in een advocatenbureau. Ik ben één voormiddag mee geweest naar de rechtbank. Ik heb daar gezeten en niets gedaan. Omdat ik dat niet zag zitten, ben ik direct iets anders gaan vragen. Ik heb dan twee maanden in een kleuterschooltje gewerkt in de stad Tamale. Daar moest ik de leerkracht helpen. Daarna heb ik een maand in een weeshuis gewerkt in het dorpje Gbeogo dat bij Bolgatanga hoort. Het was een nieuw project van de organisatie en ze zochten er nog mensen voor. Het was in de middle of nowhere maar dat weeshuis was nog het leukste.

Had je er veel vrije tijd?

Ja, iets te veel zelfs. In de kleuterschool kregen ze ‘s middags les. Dus in de namiddag waren wij vrij. Maar die kon altijd wel opgevuld worden door bijvoorbeeld naar de stad te gaan, mee te gaan naar iemand anders zijn workplace of door naar het openluchtzwembad te gaan. Toen we in het dorp Gbeogo zaten, was het de bedoeling dat we ’s middags met de kinderen activiteiten deden. Dus dan gingen we ’s morgens met de fiets of de bus, de troto, naar de stad om boodschappen te doen of om op het internet te surfen.

Je verbleef in een gastgezin. Hoe beviel dat je?

Het eerste gastgezin waar ik verbleef (in Tamale) was een beetje raar. Er was een grootvader, grootmoeder, een moeder met haar dochtertje en een neef. Zij hadden het gevoel dat ze mij heel gastvrij moesten behandelen. Ik had het gevoel dat ik in een hotel zat, wat ik wel lastig vond. Ze kregen van de organisatie geld (80 cedi) om kost en inwoon voor mij te betalen. Daardoor kregen ze het gevoel dat ze hard hun best moesten doen. Ik mocht niets doen. Maar uiteindelijk heb ik mij er bij neergelegd. Het was een deftig huis waar ooit stromend water was geweest. In het tweede gastgezin (in het dorp) leefde we in de community compound. Dat zijn hutjes. Onze gastvader was de directeur van het weeshuis en die was er altijd voor ons. Dat was heel fijn.

Waren die hutjes klein?

Dat idee hebben ze hier allemaal wel. (lacht) Maar onze hut was al rechthoekig met een golfplaten dak. Daarin wonen was wel leuk. Het was nog eens een ervaring. Sommige wonen nog wel in de ronde hutjes met rieten dak.

Viel het communiceren in het kleuterschooltje en het weeshuis mee?

Nee, dat was eigenlijk moeilijk. In het schooltje waren het allemaal kleine kinderen die geen Engels spraken. Zeker niet als ze uit armere gezinnen kwamen. De kinderen spreken hun eigen volkstaal en op school zouden ze Engels moeten leren. Dat heb ik ook geprobeerd met behulp van tekeningen met daarnaast het Engelse woord. Ik heb in die 2 maanden dat ik daar werkte wel een vooruitgang gezien bij die kinderen. In het weeshuis was het gemakkelijker. Daar was een meisje dat heel goed Engels sprak en die lieten we alles vertalen. De meesten kennen wel de basiswoordjes maar dan nog was het moeilijk.

Je hebt daar geen taal geleerd?

Nee, maar dat komt ook omdat er ongeveer 70 verschillende volkstalen zijn. Zo spreken ze in Tamale, waar ik eerst zat, Dagbani. Daar heb ik een initiatie van gehad. Ik heb dus “Hallo” leren zeggen maar ik weet niet meer hoe het was. (lacht) Ik kon het ook niet gebruiken in mijn gastgezin want zij spraken een ander dialect. Bovendien konden zij vrij goed Engels. In Gbeogo dat 200km verderop lag, spraken ze weer iets anders. De enige woorden die we hebben geleerd zijn “salaminga” en “obruni” wat blanken betekent in twee verschillende talen. Dat wordt je constant nageroepen: “Hello salaminga, samaminga hello!!”. En dan moet je braaf terugroepen. (lacht)

Wat zijn de gewoontes daar die je zijn bijgebleven?

Fufu stampen. Dat is een mengeling van Cassave en plantain (bakbananen). Ze koken dat eerst. Dan doen ze het in een grote houten pot en stampen ze het. Dat stampen gebeurt met een grote stok. Het dof bonken daarvan hoor je er constant.

Heb je België en de mensen hier niet te hard gemist?

Dat viel wel mee. We hadden daar onze gsm. Ik probeerde ook om minstens 1 keer per week op internet te komen en meestal lukte dat wel. Om de twee weken had ik zeker contact met thuis.

Wat heeft je eigenlijk aangezet om ontwikkelingshulp te gaan doen?

Ik had altijd gedacht om eens naar Afrika te gaan. Ik was daar nog nooit geweest. Daarnaast wou ik ook eens iets anders doen dan het studeren alleen. En op deze manier kon ik ook eens mijn steentje bijdragen.

Heeft het je levensvisie veranderd?

Daar heb ik precies niet over nagedacht. (lacht) Nee, maar ik had wel schrik dat ik als wereldverbeteraar zou terugkomen. Altijd denken: “Oh nee, die armoede daar.”. Maar dat is niet zo. Je denkt er nu misschien meer over na, en ik kan nu 20 keer meer genieten van een warme stromende douche. Je bent gelukkiger met de luxe die je hier hebt. Maar of het mijn levensvisie heeft veranderd? Nee, het is gewoon een super ervaring die ik heb gehad.

Geen opmerkingen: