dinsdag 20 mei 2008

We mogen fier zijn !

Na heel wat drukke dagen is ons magazine 'Aminatou' helemaal af. Maanden, weken en dagen heeft onze redactie haar uiterste best gedaan om al het nieuws over West-Afrika bij te houden en te verwerken tot een goed geschreven artikel. Maar het werk hield veel meer in dat dat alleen. Research, vergaderen, mensen contacteren, interviewen, lay-outen, omgaan met de nodige druk, de uiteenlopende discussies … alles hoort er bij. Ook heel wat vrije tijd kroop naar ons magazine. Maar ik kan schrijven, in naam van heel de redactie, dat we steeds heel graag aan ons magazine gewerkt hebben. Het was, voor ieder van ons, een grote uitdaging maar ook een leerrijke ervaring. We hebben ontzettend veel bijgeleerd. Ook het aanmaken van onze blog speelt daarin uiteraard een belangrijke rol. We hebben geprobeerd om nieuws en leuke feiten te mengen tot één interessante blog over West-Afrika. Hopelijk hebben jullie ervan genoten en konden jullie heel wat informatie over West-Afrika terugvinden.

Stillaan kunnen we ons gaan concentreren op de examens...

Be Beneen!

Aminatou.

donderdag 15 mei 2008

Bananenfrietjes !


Ziehier onze zelfgemaakte reclame voor bananenfrietjes

woensdag 14 mei 2008

West-Afrikanen en hun godsdienst

Het is bijzonder hoe de verschillende religies in West-Afrika naast elkaar kunnen leven. In West-Afrika blijft religie een grote rol spelen. Hoewel er nog een groot geloofsverschil bestaat tussen de verschillende West-Afrikaanse landen zijn er onderling geen godsdienstige conflicten.

In Senegal en Mali behoort de meerderheid van de bevolking tot de islam. In Ghana heeft vooral het christendom een grote aanhang. Toch houdt een deel van de West-Afrikaanse bevolking zich nog steeds vast aan de traditionele godsdiensten. Zo zijn enkele West-Afrikanen aanhanger van het animisme. Dat is een traditionele natuurreligie waarbij men gelooft in het al het aardse (bomen, dieren, stenen, …), geesten en voorouders. Niet enkel het animisme maar ook de voodoo-religie is een belangrijke godsdienst in West-Afrika. (Voor meer uitleg Voodoo-religie: kijk bij religie)

Sugar Jackson terug wereldkampioen

De Ghanees Sugar Jackson won zijn vierde Europese titel. Na 12 punten versloeg hij, op 3 mei, Viktor Plotnikov uit Oekraïne in de Lotto Arena. Heel wat Ghanese supporters maakten de Lotto Arena te klein. Sugar Jackson zijn overwinning werd goed gevierd. En er viel ook wat te vieren. Niet enkel zijn vierde 'Night of the fight' was binnen, Sugar Jackson werd daarbovenop door alle Europese boksbonden en -journalisten verkozen tot Europees Bokser van het Jaar.

"Kenners spreken van een fenomeen. Sugar moet naar de United States." Luister het radiofragment op Studio Brussel.

Hittegolf tijdens winter in West-Afrika

Misschien wist je wel dat het nu winter is in (West-)Afrika. Maar wist je ook dat er in de winter 'hittegolven' bestaan? In West-Afrika kan alles.

Een winter in West-Afrika betekent zachte temperaturen met heel wat regenbuien en koude wind. De gemiddelde temperatuur in het winterseizoen draait rond de 23 á 24 graden overdag. 's Avonds en 's nachts kan het afkoelen tot 17 graden. In de zomer daarentegen, liggen de temperaturen rond de 32 graden.

In januari dit jaar, was er sprake van een onverwachte, ongewone hittegolf in West-Afrika. En dat in de winter. Er waren temperaturen rond de 36 graden. Dat zijn temperaturen die hoger liggen dan in het zomerseizoen. De oorzaak van de ongewone temperaturen is de hete lucht uit de Sahara, die overgewaaide naar West-Afrika.

“Hello Salaminga”

Griet De Meyer ging 4 maanden naar Ghana voor ontwikkelingshulp

Ontwikkelingshulp de kans van je leven? Voor Griet De Meyer, afgestudeerd in Rechten, was dat zeker het geval. In september is ze naar Ghana vetrokken als vrijwilligster. 4 maanden heeft ze het dagelijkse leven van de Ghanezen van dichtbij gevolgd. Naast de projecten van CID Ghana, Co-operation for integrated Development, heeft ze zelf nog enkele projecten opgestart.

Griet De Meyer: Voordat we naar Ghana vertrokken, hebben we geld meegekregen om in duurzame projecten te investeren. Ze gaven het liever aan iemand persoonlijk dan aan een organisatie. Met dat geld hebben we verschillende projecten in het weeshuis opgestart. Zo hebben de weeskinderen allemaal een nieuw uniform en dagelijkse kleren gekregen. Verder hebben we een waterpomp gesponsord. De weeskinderen moesten daarvoor altijd water uit een put gaan halen. Dat is gevaarlijk want de kinderen kunnen erin vallen. Bovendien was het water niet afgedekt en kon het dus makkelijk vervuild worden. Voor de community van het weeshuis hebben we het parelhoenproject opgestart. Hierdoor kunnen de mensen eieren verkopen op de markt, waardoor de community een eigen inkomen kan genereren. Daarnaast zijn we nog met de direct assembly gaan praten zodat de lang beloofde afvalcontainer effectief bij de community geplaatst zou worden. Daarbij moeten de inwoners hun afval niet meer in het veld gooien.

Aminatou: Aan welk project van de organisatie heb je daar meegewerkt?

Griet De Meyer: De organisatie zoekt altijd iets in je eigen domein. Aangezien ik Rechten heb gestudeerd, zou ik meewerken in een advocatenbureau. Ik ben één voormiddag mee geweest naar de rechtbank. Ik heb daar gezeten en niets gedaan. Omdat ik dat niet zag zitten, ben ik direct iets anders gaan vragen. Ik heb dan twee maanden in een kleuterschooltje gewerkt in de stad Tamale. Daar moest ik de leerkracht helpen. Daarna heb ik een maand in een weeshuis gewerkt in het dorpje Gbeogo dat bij Bolgatanga hoort. Het was een nieuw project van de organisatie en ze zochten er nog mensen voor. Het was in de middle of nowhere maar dat weeshuis was nog het leukste.

Had je er veel vrije tijd?

Ja, iets te veel zelfs. In de kleuterschool kregen ze ‘s middags les. Dus in de namiddag waren wij vrij. Maar die kon altijd wel opgevuld worden door bijvoorbeeld naar de stad te gaan, mee te gaan naar iemand anders zijn workplace of door naar het openluchtzwembad te gaan. Toen we in het dorp Gbeogo zaten, was het de bedoeling dat we ’s middags met de kinderen activiteiten deden. Dus dan gingen we ’s morgens met de fiets of de bus, de troto, naar de stad om boodschappen te doen of om op het internet te surfen.

Je verbleef in een gastgezin. Hoe beviel dat je?

Het eerste gastgezin waar ik verbleef (in Tamale) was een beetje raar. Er was een grootvader, grootmoeder, een moeder met haar dochtertje en een neef. Zij hadden het gevoel dat ze mij heel gastvrij moesten behandelen. Ik had het gevoel dat ik in een hotel zat, wat ik wel lastig vond. Ze kregen van de organisatie geld (80 cedi) om kost en inwoon voor mij te betalen. Daardoor kregen ze het gevoel dat ze hard hun best moesten doen. Ik mocht niets doen. Maar uiteindelijk heb ik mij er bij neergelegd. Het was een deftig huis waar ooit stromend water was geweest. In het tweede gastgezin (in het dorp) leefde we in de community compound. Dat zijn hutjes. Onze gastvader was de directeur van het weeshuis en die was er altijd voor ons. Dat was heel fijn.

Waren die hutjes klein?

Dat idee hebben ze hier allemaal wel. (lacht) Maar onze hut was al rechthoekig met een golfplaten dak. Daarin wonen was wel leuk. Het was nog eens een ervaring. Sommige wonen nog wel in de ronde hutjes met rieten dak.

Viel het communiceren in het kleuterschooltje en het weeshuis mee?

Nee, dat was eigenlijk moeilijk. In het schooltje waren het allemaal kleine kinderen die geen Engels spraken. Zeker niet als ze uit armere gezinnen kwamen. De kinderen spreken hun eigen volkstaal en op school zouden ze Engels moeten leren. Dat heb ik ook geprobeerd met behulp van tekeningen met daarnaast het Engelse woord. Ik heb in die 2 maanden dat ik daar werkte wel een vooruitgang gezien bij die kinderen. In het weeshuis was het gemakkelijker. Daar was een meisje dat heel goed Engels sprak en die lieten we alles vertalen. De meesten kennen wel de basiswoordjes maar dan nog was het moeilijk.

Je hebt daar geen taal geleerd?

Nee, maar dat komt ook omdat er ongeveer 70 verschillende volkstalen zijn. Zo spreken ze in Tamale, waar ik eerst zat, Dagbani. Daar heb ik een initiatie van gehad. Ik heb dus “Hallo” leren zeggen maar ik weet niet meer hoe het was. (lacht) Ik kon het ook niet gebruiken in mijn gastgezin want zij spraken een ander dialect. Bovendien konden zij vrij goed Engels. In Gbeogo dat 200km verderop lag, spraken ze weer iets anders. De enige woorden die we hebben geleerd zijn “salaminga” en “obruni” wat blanken betekent in twee verschillende talen. Dat wordt je constant nageroepen: “Hello salaminga, samaminga hello!!”. En dan moet je braaf terugroepen. (lacht)

Wat zijn de gewoontes daar die je zijn bijgebleven?

Fufu stampen. Dat is een mengeling van Cassave en plantain (bakbananen). Ze koken dat eerst. Dan doen ze het in een grote houten pot en stampen ze het. Dat stampen gebeurt met een grote stok. Het dof bonken daarvan hoor je er constant.

Heb je België en de mensen hier niet te hard gemist?

Dat viel wel mee. We hadden daar onze gsm. Ik probeerde ook om minstens 1 keer per week op internet te komen en meestal lukte dat wel. Om de twee weken had ik zeker contact met thuis.

Wat heeft je eigenlijk aangezet om ontwikkelingshulp te gaan doen?

Ik had altijd gedacht om eens naar Afrika te gaan. Ik was daar nog nooit geweest. Daarnaast wou ik ook eens iets anders doen dan het studeren alleen. En op deze manier kon ik ook eens mijn steentje bijdragen.

Heeft het je levensvisie veranderd?

Daar heb ik precies niet over nagedacht. (lacht) Nee, maar ik had wel schrik dat ik als wereldverbeteraar zou terugkomen. Altijd denken: “Oh nee, die armoede daar.”. Maar dat is niet zo. Je denkt er nu misschien meer over na, en ik kan nu 20 keer meer genieten van een warme stromende douche. Je bent gelukkiger met de luxe die je hier hebt. Maar of het mijn levensvisie heeft veranderd? Nee, het is gewoon een super ervaring die ik heb gehad.

Op zoek naar …

… iets nieuws? Inge Janssens en haar man, Ronald, waren dat ook. Samen trokken ze door het zwarte continent. Ook Senegal en Mali werden doorkruist. Om deze wonderbaarlijke reis nooit te vergeten hield Inge haar ervaringen bij in een dagboek. Wij waren zo vrijpostig om daarin een kijkje te nemen.

Dag 1-3: “Welkom in St.-Louise”

Ons Afrikaans avontuur startte in de goudkleurige Sahel van Senegal. Rijdend door de savannes zie je als gevolg van verwoestijning kilometers ver enkel geel gras, doornstruiken en boababs. Dat zijn kleine bomen met grillig vertakkende stammen, die het landschap in de avondgloed een spookachtig uiterlijk geven.
Ook de noordelijke stad St-Louise is in deze dorre streek terug te vinden. De stad valt echter niet zomaar te bereiken. Vooraf waren we al gewaarschuwd voor corrupte politieagenten, die in de regio wat willen bijverdienen door onschuldige toeristen uit te buiten. Maar we hadden nooit verwacht dat wij die toeristen zouden zijn! Bij een eerste controle schalde een brute agent: “Documenten!”. Nadat alles was nagekeken verzon hij een excuus, waardoor we 20 euro moesten betalen. Uiteindelijk mochten we verder rijden … Enkele kilometers verderop sloeg de schrik ons opnieuw om het hart. Een tweede politiecontrole met – wonderbaarlijk - een vriendelijke agent, waardoor we uiteindelijk onze eindbestemming, St-Louise, bereikten. Daar logeerden we enkele dagen op een camping temidden van de natuur, die ons mooie uitzichten gaf op de dorre valleien. St-Louise is door zijn ligging aan de monding van de Sénégal een belangrijk economisch centrum. De verschillende markten waar allerlei snuisterijen op ontdekking wachten, lokken mensen uit de wijde omtrek naar de stad. Ook wij sloegen hier onze voorraad bijzondere souveniertjes en Afrikaanse maskers in voor vrienden en familie in het thuisland.

Dag 4-6: De hoofdstad, een bezoekje waard?

Vanuit St-Louise zetten we onze reis zuidwaarts voort tot in Dakar, vooral bekend van de autorally. Daar verbleven we in het ViaVia Joker reiscafé. Enig spoor van de ‘ongerepte Afrikaanse cultuur’ is in deze stad ver te zoeken. Als hoofdstad heeft het Westen door internationale handel al veel invloed gehad. Dat zie je aan de westerse winkels en fastfoodketens die de straten vullen. Een minpuntje op onze tocht door het continent, of toch niet helemaal? Op het nabijgelegen eiland Gorée bezochten we het fort D’Estrees. Dat is een overblijfsel van de lange slavencultuur die gedurende de voorbije eeuwen bloeide. De gids die ons rondleidt, vertelt dat tot in de 19de eeuw hier meer slaven dan vanuit enige andere Afrikaanse stad werden verscheept. De folterkamers en verhalen van uit elkaar gerukte families, brengen je fantasie op de loop … Nog steeds gruwelend varen we terug naar Dakar om er onze laatste avond door te brengen.

Dag 7-13: Richting land van de folklore

Na Dakar trekken we verder in oostelijke richting, zodat we in het buurland Mali terechtkomen. Daar doorkruisen we eerst Kayes, de warmste stad ter wereld. Uiteindelijk komen we aan in Timboektoe. Deze legendarische stad ontgoochelde ons een beetje. Veel van zijn bloeiperiode uit de middeleeuwen blijkt verloren te zijn gegaan. Nu is het een stad in verval met kleine huizen en hutjes. De enige overblijfselen die we toch bezocht hebben, zijn de Sankoré koranschool en de Djingareiber-moskee. Die laatste levert door zijn rechthoekige uitsteeksels een grappig beeld. Je zou eerder denken dat het een gevechtstoren is dan een moskee.
Maar ons uiteindelijke doel, waarvoor we naar deze stad kwamen, was het “Festival au Désert”. Een ongelofelijke ervaring, die je moet hebben meegemaakt. Dansend temidden van Afrikaanse stammen, krijg je een gevoel van vrijheid dat niet te beschrijven valt. De vele kleuren en geuren van het festival, brachten je naar een wereld van plezier. Door zijn bekendheid komen er mensen van over de hele wereld naar het festival. Op die manier leerden we niet enkel de lokale bevolking kennen, maar ook koppels uit Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.
Tijdens onze laatste dagen leerden we dat deze avontuurlijke belevenis maar een regel had: “Jezelf overgeven aan de Afrikaanse levenswijze”.

Vanuit Timboektoe trokken Inge en Ronald verder op ontdekkingstocht naar Oost- en Zuid-Afrika.